Werkdruk in onderwijs verminderen door ander voorbeeldgedrag? Dat kan!

Achteloos achtergelaten? Welk gedrag leven we voor?

Stelling
Als wij, als volwassenen, daadwerkelijk democratisch gedrag voorleven, wordt het voor docenten eenvoudiger om kinderen en jongeren te begeleiden naar zelfbewust en empathisch burgerschap. Op die manier komt er tijd, energie en plezier vrij voor andere belangrijke onderwijszaken en kan de werkdruk verminderen.

Aanleiding
Een paar keer per week loop ik ’s ochtends vroeg hard. Veel plezier beleef ik dan aan kleine oefeningen in systemisch denken aan de hand van actuele onderwerpen. Ze leiden me af van het hardlopen zelf waardoor me dat makkelijker afgaat. Aan de hand van een paar associaties kies ik een vraagstelling. Vanuit die vraagstelling ga ik op zoek naar mogelijke causale relaties. Zo ook afgelopen verkiezingsdag. Aan de hand van de associaties  ‘democratie’’, ‘gedrag’  en ‘werkdruk in het onderwijs’ kwam ik tot de volgende vraagstelling: “Is het reëel te veronderstellen dat we een deel van de werkdruk in het onderwijs kunnen verminderen door meer democratisch gedrag voor te leven? En hebben we daar dan extra beleid en geld voor nodig?” Zo’n vraag-en-antwoordspel met mezelf is vervolgens voer voor een interessant gesprek met mijn man aan de ontbijttafel. Deze keer deel ik ze ook graag met jou als lezer.

Vragen vooraf
De eerste vraag is: “Wat is democratisch gedrag?”
In dit artikel bedoel ik daarmee het gedrag dat het mogelijk maakt actief deel te nemen aan onze democratische samenleving, ook wel omschreven als burgerschap. De overheid zegt daar het volgende over: “Bij burgerschap gaat het er om jongeren te leren functioneren, vanuit eigen idealen, waarden en normen, in een pluriforme, democratische samenleving, en bij hen het vermogen ontwikkelen aan deze samenleving een eigen bijdrage te (willen) leveren.”
Het onderwijs heeft o.a. tot taak bij te dragen aan de ontwikkeling van burgerschap.

Bovenstaande omschrijving zegt nog niet zoveel over het gedrag dat daarbij hoort. M.a.w.: “Wat doet iemand die goed burgerschap aan de dag legt?” Zonder uitputtend te zijn, gaat het bij democratisch gedrag m.i. bijvoorbeeld over het tonen van respect en empathie voor elkaar en voor ons leefmilieu; nieuwsgierig zijn en kennis en inzichten vergaren; in dialoog gaan – ook met andersdenkenden – en niet te vergeten: (zelf)vertrouwen ontwikkelen en je stem uitbrengen op verkiezingsdag natuurlijk. Antidemocratisch gedrag zie ik als het tegenovergestelde.

De tweede vraag is: “Heeft meer of minder democratisch gedrag van volwassenen effect op de werkdruk in het onderwijs?”
Een vraag die niet zomaar via een lineaire oorzaak-gevolgrelatie beantwoord kan worden. Een systemische manier van kijken levert meer inzicht op. Daarvoor kijken we naar enkele variabelen in het systeem: rolmodellen en gedrag, en onderwijstijd.

Rolmodellen en gedrag
Wij, volwassenen, zijn rolmodellen. Voor onze (klein)kinderen, neefjes en nichtjes, onze pupillen op de sportclub, de leerling in onze klassen, de kinderen van vrienden, geloofsgenoten of gelijkgestemden anderszins. Of ze zijn aan ons verbonden als (toekomstige) kiezers van een politieke partij. Ons gedrag is van invloed op het gedrag van kinderen en jongeren.

Onderwijstijd
Vanuit de samenleving stellen we hoge eisen aan het onderwijs, zowel door de overheid als door ons als volwassenen. Er zijn formele en informele eisen en verwachtingen. De beschikbare docententijd en de onderwijsmiddelen zijn gelimiteerd en dat betekent dat docenten keuzes moeten maken. Dat dit lastig voor hen is, blijkt uit de als hoog tot zeer hoog ervaren werkdruk. “Het water staat ons tot aan de lippen”, aldus docenten op de onlangs gehouden onderwijsstaking.

Voorbeeldgedrag dat verwart en de chaos aanwakkert
We leven in een verwarrende tijd en veel mensen ervaren deze als chaotisch en onzeker. Politici maken deel uit van deze verwarring en doen er in hun uitlatingen geregeld een schepje bovenop, soms zelfs een flinke schep. Zij laten daarbij – zeker in verkiezingstijd– ook antidemocratisch gedrag zien. In navolging van hen, nemen anderen dat gedrag over. Daar waar politici feiten als nep-nieuws wegzetten, negeren of in twijfel trekken; daar waar men in plaats van naar elkaar luistert, elkaar overschreeuwt; daar waar ongeschreven codes ineens worden doorbroken, zorgt dit voor verwarring en onzekerheid. Als dit gedrag door ouders en andere rolmodellen wordt overgenomen, heeft dit effect op kinderen en jongeren. De kans dat zij dit gedrag overnemen is aanwezig. Ze betwisten elkaar, de docent en/of de lesstof met als gevolg meer gedoe en meer onderlinge spanning. Of ze worden angstig of onzeker en ook dat vraagt aandacht. Als alle eerder genoemde gedragscomponenten onder druk staan, is er extra veel tijd én energie van docenten nodig om hun opdracht op het gebied van burgerschap-ontwikkeling waar te maken. En dit gaat ten koste van alle andere opdrachten waarvoor zij óók staan. Met als risico zichzelf versterkende – negatieve – effecten.

In nevenstaande tekening is zichtbaar welke relatie er bestaat tussen democratisch gedrag en beschikbare onderwijstijd: voor burgerschap en voor overige zaken.

Causale relaties
Het opleiden van kinderen en jongeren tot weerbare, democratische burgers behoort tot één van de vele taken van het onderwijs. In de tekening zie je enkele causale relaties die bijdragen aan een toe- of afname van de tijd die docenten nodig hebben om leerlingen te begeleiden in de ontwikkeling van burgerschap.

Toelichting
In de tekening staan enkele variabelen en daartussen zijn pijlen getrokken vergezeld van een s-teken of een o-teken. Daarmee wordt het soort effect van de ene op de andere variabele gegeven.

Een S-teken laat zien dat de variabelen in dezelfde (same) richting bewegen. Als het democratische gedrag van rolmodellen toeneemt, neemt de kans dat kinderen/jongeren democratisch gedrag aannemen ook toe. En ook: als het democratische gedrag van rolmodellen toeneemt, neemt ook het vertrouwen en het gevoel van zekerheid bij kinderen/jongeren toe. Het omgekeerde is ook waar. Als het democratische gedrag afneemt, nemen ook de andere aspecten af. Antidemocratisch gedrag leidt in dat geval tot angst en onzekerheid.

Een O-teken betekent dat de variabelen in tegenovergestelde (opposite) richting veranderen. Als de variabele ‘mate van vertrouwen en zekerheid afneemt’, neemt de ‘tijd en de energie die leerkrachten nodig hebben om op te leiden tot democratische burgers’ toe. Het kost meer tijd en energie om kinderen in een situatie van laag vertrouwen en een hoog gevoel van onzekerheid te begeleiden in het ontwikkelen van burgerschap. Als de ‘tijd en de energie die leerkrachten nodig hebben om op te leiden tot democratische burgers’ afneemt, neemt de’ onderwijstijd en de energie voor overige zaken’ toe en omgekeerd.

Het spreekt voor zich dat de tekening slechts een klein deel betreft van alle aspecten die van invloed zijn op het – in meer om mindere mate – waar kunnen maken van de onderwijsopgaven. Ik zoom hier slechts in op het verschil dat wij als volwassenen mogelijkerwijs kunnen maken.

Zonder extra beleid en geld de werkdruk toch al verminderen
Terug naar de stelling. Meer voorbeeldgedrag van ons als volwassenen leidt – weliswaar via een vertraging in het systeem – tot meer ontspanning in de klas en op ’t plein. Er komt meer ruimte en energie vrij om kinderen te geven wat ze verdienen: goed onderwijs. Onderwijs waarin democratisch gedrag het mogelijk maakt om chaos en verwarring juist te benutten voor vernieuwing. Onderwijs dat vrij maakt in plaats van kinderen en jongeren conditioneert.

Natuurlijk lost goed voorbeeldgedrag van ons als rolmodellen niet de problemen in het onderwijs op. Misschien is er veel geld en weinig beleid nodig om het onderwijs te laten doen waarvoor het bedoeld is. En ja, als volwassenen kunnen we daar een bijdrage aan leveren zonder dat het extra geld hoeft te kosten of nieuw beleid gemaakt moet worden. Doen dus!

24 maart 2019
Voor een beter zicht op de context